Project omschrijving

Mestonderzoek en ontworming op maat

Selectief ontwormen
Vroeger ontwormde iedereen de paarden elke 6 tot 8 weken. Tegenwoordig zijn een aantal wormen/larven ongevoelig voor de oudere ontwormingsmiddelen. Deze ongevoeligheid noemen we ‘resistentie’. Om de resistentie te beperken en de effectiviteit van de ontwormmiddelen te optimaliseren, ontwormen we alleen nog maar op basis van mestonderzoek en klinische verschijnselen. Dit noemen we ‘selectief ontwormen’.

Soorten wormen

Er zijn verscheidene wormen die bij paarden voorkomen. Hieronder worden de meest voorkomende genoemd:

  1. Spoelwormen – Een besmetting met spoelwormen komt vooral voor bij veulens in het eerste levensjaar. Een infectie kan leiden tot longklachten, lusteloosheid, minder eetlust en gewichtsverlies. Een gevaar bij spoelwormen is het vastlopen van grote aantallen wormen, die een verstopping in de darm kunnen veroorzaken. Ontwormen doe je met een ontwormmiddel wat pyrantel bevat, zoals Nematel-P. Indien spoelwormen aanwezig zijn zie je deze duidelijk in de mest als grote witte slierten, tot wel 50cm lang! De eieren van deze worm kunnen wij terugvinden in het mestonderzoek.
  2. Kleine strongyliden (bloedwormen) – Dit zijn vaak voorkomende wormen bij het paard, zoals gezegd heeft vrijwel elk paard een besmetting met deze wormen. Symptomen van infecties worden vooral in de winter en het vroege voorjaar gezien. Dit wordt dan vaak veroorzaakt door grote aantallen larfjes die zich in de darmwand van het paard hebben genesteld en dan in één keer vrij komen. Een stinkende diarree, vermageren, koliekverschijnselen en lusteloosheid kunnen dan voorkomen. De eieren van deze wormen kunnen wij duidelijk zien en tellen met mestonderzoek.
  3. Grote strongyliden – Symptomen van deze worm, de Strongylus Vulgaris, worden vooral bij (oudere) veulens gezien in het najaar en de winter. Omdat de larven van deze worm in het lichaam door verschillende bloedvaten en slagaderen trekken, kan er heftige koliek optreden. Indien een infectie niet wordt behandeld kan dit tot flinke ontstekingen en soms tot de dood leiden. Deze wormsoort komt echter niet veel meer voor in Nederland. Mestonderzoek is niet altijd betrouwbaar, omdat de worm soms wel aanwezig is maar nog geen eitjes uitscheidt in de mest.
  4. Lintwormen – De lintworm bij het paard, Anaplocephala Perfoliata, hecht zich aan de darmwand bij de ingang van de blinde darm. Deze ingang is vrij smal, en als veel lintwormen zich hier vasthechten kan dit voor kramp- of verstoppingskoliek zorgen. Één enkele lintwormen zal niet voor problemen zorgen, maar soms kunnen er wel tot 1000 wormen op een klein darmoppervlak vasthechten. Het lastige van de lintworm is dat de eitjes niet constant worden uitgescheiden in de mest. Zo is het dus lastig om met mestonderzoek te bepalen of een paard lintwormen heeft of niet. Daarom adviseren wij in ieder geval elk jaar (in het najaar) te ontwormen met Equest Pramox, Equimax of Iverpraz. Deze middelen bevatten praziquantel, wat de lintworm bestrijdt. Je kan dit het beste geven in november of december, het liefst als het gevroren heeft.

Mestonderzoek
Het mestonderzoek is nodig om te zien of het paard wormeieren in de mest heeft. Een paard mag een aantal wormeieren per gram mest hebben zonder dat hij daarvan klachten ondervindt of andere dieren besmet. Het aantal eieren in de mest drukken we uit in EPG’s, Eieren Per Gram mest. Let goed op! Het mestonderzoek is om te bepalen of het dier ontwormd moet worden, niet om te bepalen of het dier wormen heeft (ieder paard heeft namelijk wormen). Het advies is om minimaal 2x per jaar mestonderzoek te doen; rond april en september.